Vandaag staat in NRC Handelsblad een groot artikel over Edwin Atema, het FNV en Brinkman Trans Holland over het verzoek van Atema aan de rechtbank om Brinkman Trans alsnog te vervolgen.
Hoewel Atema spreekt van een ‘een unieke zaak’, leert lezing van het verhaal dat vanuit Europees recht Brinkman hoogstwaarschijnlijk weinig tot niks te verwijten valt. Wat Atema echter steekt, is dat na eerdere invallen door de inspectie, Brinkman vestigingen in het buitenland sloot en een ander bedrijf onder een andere naam voort liet bestaan.
Afgelopen april heeft Atema een brief gekregen van de Inspectie SZW waarin staat dat er ‘te weinig aanknopingspunten zijn’ om tot vervolging van Brinkman Trans over te gaan. Het NRC laat ook Michael Brinkman aan het woord, de voormalige eigenaar. Hij zegt dat Atema ‘een heksenjacht’ voert tegen het bedrijf, maar dat het wettelijk nooit iets fout heeft gedaan. “Het laagste maandloon dat wij een chauffeur hebben betaald, bedroeg 1900 euro, voor een leerling-chauffeur.'
Atema zegt echter dat Brinkman Moldavische chauffeur structureel in Nederland ritten liet uitvoeren. En dat uit een rapport van de Inspectie ILT blijkt dat dit inderdaad is vastgesteld.
Europese wet
Vriend en vijand zijn het erover eens dat sommige wetten in Europa niet waterdicht zijn. Daardoor rijden tal van Oost-Europese chauffeurs in grote onzekerheid. Atema weet dat ook en stelt dat het hem eigenlijk niet om Brinkman is te doen, maar om de principekwestie wat wel en niet mag binnen Europese wetgeving. In het NRC zegt Atema: “wij willen dat de Inspectie veel vaker gaat handhaven. Als dat nu niet gebeurt, wanneer dan wel?