In 2024 harkte de Belgische overheid in totaal 1,016 miljard Euro binnen via de kilometerheffing voor vrachtwagens. Hiervan werd 658 miljoen Euro opgehaald in Vlaanderen, 347,1 miljoen in Wallonië en 10,8 miljoen in Brussel. Typisch Belgisch zijn deze gebieden namelijk strikt gescheiden en hebben ze hun eigen systemen en tolbedragen. De Belgische tol geldt voor alle voertuigen boven de 3,5 ton, maar 91,4% van het bedrag kwam van zware vrachtwagens boven de 32 ton.
Uiteraard betaalden vrachtwagens op Belgisch kenteken het meeste tol: bijna de helft (47%) kwam van eigen voertuigen. Opvallend genoeg staat Nederland niet op de tweede plaats. Deze eer is aan Polen, met 10,7%. Dit wil zeggen dat 1 op de 10 door vrachtwagens gereden kilometers in België gebeurt door een Poolse vrachtwagen. Nederland droeg als buurland 9,7% bij aan de tol. Om verder aan te geven hoe scheef de verhoudingen zijn in Europa: Litouwen en Roemenië staan op plaats vier en vijf, nog boven buurlanden Frankrijk en Duitsland.
Meebetalen
Als je het zo beschouwt, lijkt de tol voor vrachtwagens een goed gereedschap om de verschillen in vrachtprijzen enigszins gelijk te trekken. Vrachtwagens uit Oost-Europa kunnen niet zomaar kosteloos gebruik maken van onze wegen, maar moeten mee betalen. Volgens de Belgische overheid wordt de opbrengst gebruikt voor onderhoud van de wegen, iets wat volgens belangenverenigingen echter nog te weinig gebruikt.
Vanaf volgend jaar kennen we ook in Nederland vrachtwagenheffing. Ook dit zal aardig wat geld van buitenlandse vrachtwagens opleveren, al zullen Nederlandse vrachtwagens het grootste aandeel betalen. Naar schatting levert de vrachtwagenheffing in 2026 zo’n 350 miljoen Euro op. Volgens de overheid wordt dit bedrag gebruikt voor verduurzaming en innovatie in het transport.