De uitspraak kwam na een acht jaar voortslepende zaak tegen het Belgische transportbedrijf. Popescu werkt via een Roemeense dochteronderneming van Essers, maar zijn werkzaamheden vonden vooral plaats in België, onder Belgische regie. Voor zo’n 300 Euro per maand was Popesco niet alleen vrachtwagenchauffeur, maar moest hij ook administratieve taken uitvoeren. Daarnaast werd hij regelmatig ingezet als privé chauffeur voor de familie Essers.
De Roemeense rechter oordeelde dat niet de Roemeense vestiging van Essers, maar het hoofdkantoor in België de werkgever was. Popesco werkte en werd aangestuurd vanuit Genk en ook zijn loonberekening vond daar al die tijd plaats. Dat betekent dat Popescu dus ook volgens het Belgische arbeidsrecht en naar Belgische maatstaven betaald moet worden.
Wat nu volgt is een verrekening voor het verschil tussen het Belgische loon en het Roemeense. Aangezien Stefan Popescu al vanaf 2010 voor H.Essers werkt kan dat een mooi bedrag worden.
Belangrijke zaak
De uitspraak is belangrijk, omdat het een precedent vormt voor alle buitenlandse werknemers die voor Belgische transportbedrijven werken. Daarmee is de uitspraak een belangrijk wapen tegen sociale dumping.