De opmars van allerlei voormalige landen uit het voormalige Oostblok heeft voor een ware prijsdumping gezorgd op de Europese markt. Het is dan ook bijzonder opmerkelijk dat juist Hongarije nu een minimum vrachttarief heeft voor de binnenlandse markt. Ook in Roemenië wordt daar nu over nagedacht.
In Hongarije zijn sinds 28 januari minimum vrachtprijzen van toepassing en een beperking op het doorverkopen van vracht. Volgens de nieuwe regels mag een aannemer van lading voortaan slechts één onderaannemer inschakelen. Alleen als alle partijen instemmen mag de lading dan nog worden ondergebracht bij een andere vervoerder, bijvoorbeeld omdat dit beter in de planning past. Dat mag echter alleen met uitdrukkelijke toestemming van de verlader.
De minimum vrachtprijs wordt door de overheid berekend op basis van de gemiddelde brandstofprijs voor een bepaald type voertuig. Verder worden de tolkosten verdrievoudigd in het rekenmodel. Daar bovenop komen vastgestelde kosten voor wachturen en een vaste prijs voor elk uur dat besteed wordt aan het laden en lossen. De regels gelden voor trucks vanaf 3,5 ton.\
Het tarief wordt in Hongarije maandelijks opnieuw vastgesteld, rekening houdend met de brandstofkosten en eventuele verhogingen van de tolkosten. Dit brengt een hele administratie met zich mee, en uiteraard een handhavingssysteem met boetes voor wie toch onder de prijzen duikt.
In Brazilië wordt al langer gewerkt met een dergelijk systeem, met als gevolg dat met name de agrarische sector klaagt over de gestegen transportkosten. Of zo’n systeem voor heel Europa zinvol zou zijn is de vraag, maar duidelijk is wel dat marktwerking tot nu toe heeft gezorgd voor dumpprijzen, waarbij menig West Europese vervoerder de strijd inmiddels verloren heeft, tenzij ze gebruik maken van goedkopere, Oost Europese kentekens.